top of page

België, een voorbeeldige leerling op het vlak van arbitrage?

  • Foto van schrijver: Loïc
    Loïc
  • 7 apr
  • 4 minuten om te lezen

Op 2 april was KHC Leuven de gastheer voor de 16de halte van de ScheidsrechtersTour, een maandelijks initiatief van de Belgische Hockeybond. Een dertigtal deelnemers verzamelde er om over arbitrage te praten, meer dan 70 videoclips te bekijken, regels te bespreken en interpretaties uit te wisselen — in een sfeer die tegelijk serieus en gemoedelijk was.


Ter plaatse: clubscheidsrechters, CUC-verantwoordelijken, nationale officials, en ook nieuwsgierigen die kwamen luisteren, vragen stellen of gewoon een beter inzicht wilden krijgen in de realiteit achter het fluitsignaal. Een bonte mix aan profielen, verbonden door één gemeenschappelijk doel: de arbitrage verbeteren.


Deze bijeenkomsten, die intussen al meer dan een jaar lopen, zijn een duidelijk teken van de wil tot dialoog. Maar ze roepen ook een bredere, gevoeligere, en misschien wel fundamentelere vraag op: hoe staat het eigenlijk écht met de Belgische arbitrage? Zijn we zo gestructureerd, gerespecteerd en efficiënt als vaak wordt gezegd? Of zijn er toch ook minder rooskleurige realiteiten op het terrein?


Internationaal respect dwingt bewondering af

Als men over Belgische arbitrage spreekt, dan is dat ook omdat onze vertegenwoordigers internationaal steeds vaker op het voorplan treden. Wereldbeker, Olympische Spelen, Pro League… Het is moeilijk een groot toernooi te volgen zonder ergens een Belgische scheidsrechter op te merken.


Laurine Delforge is daar ongetwijfeld het bekendste voorbeeld van. Gerespecteerd op het internationale circuit, werd ze de eerste vrouw ooit die een mannenfinale floot op de Olympische Spelen (Tokio 2021) – een mijlpaal voor de internationale hockeywereld én voor de Belgische arbitrage. Onlangs werd ze opnieuw geselecteerd voor de Spelen van Parijs 2024, wat haar status aan de top bevestigt.


Ook Gregory Uyttenove mag niet vergeten worden: hij was de enige Belgische scheidsrechter tijdens het WK in India in 2018.


Een stevige structuur, op papier dan toch

De Belgische arbitrage aan de top is geen toeval. Ze rust op een reeks doordachte initiatieven die scheidsrechters doorheen hun hele traject moeten ondersteunen. In dat kader werd het “Masterplan Arbitrage” ontwikkeld, een overkoepelend plan dat de arbitrage in België structuur moet geven.


Het plan — raadpleegbaar online via deze link — is opgebouwd rond vijf pijlers: communicatie, team spirit, klimaat, opleiding en vergoeding.


Concreet vertaalt zich dat in een aantal initiatieven:

  • Communicatie: Denk aan de nieuwsbrief Officials’ Corner, informatieve videoclips, een uitgebreide mediatheek over spelregels en natuurlijk de ScheidsrechtersTour zelf als brug tussen bond en praktijkveld.

  • Team spirit: Om het isolement van scheidsrechters (vooral in kleinere clubs) te doorbreken, worden regelmatig teambuildings georganiseerd. Zo ontstaat er een hechtere gemeenschap van officials.

  • Klimaat: Campagnes rond respect, communicatie met ouders, en bewustwording van ieders rol langs het veld moeten spanningen temperen en het speelveld veiliger maken.

  • Opleiding: Duidelijk afgelijnde opleidingspaden voor jeugdarbitrage, regionale en nationale niveaus, met online modules én fysieke sessies. Toegang is relatief eenvoudig, maar blijft wel sterk afhankelijk van de motivatie binnen de clubs.

  • Vergoeding: Er is reflectie gaande rond een aangepaste verloning, vooral voor hogere reeksen. Maar dit blijft een gevoelig punt, zeker gezien de verschillen tussen ligas en regio’s.


Al deze tools zijn waardevol. Ze leggen een stevige basis. Maar één vraag blijft hangen: hoe goed worden ze op het terrein opgepikt? En hoe zorg je voor consistentie in de toepassing, over alle clubs, regio’s en scheidsrechterprofielen heen?


Maar het plaatje is niet perfect…

De grootste uitdaging blijft de motivatie – vooral bij jongeren. In veel clubs wordt fluiten nog te vaak gezien als een lastige verplichting, eerder dan als een kans om bij te leren of zich te engageren. Sommige jongeren doen het puur om hun “clubquota” af te vinken, zonder echte interesse. Anderen haken snel af door gebrek aan begeleiding of waardering.


De druk van ouders, het gebrek aan erkenning, verbale agressie langs de lijn… het zijn allemaal factoren die talent ontmoedigen. En hoewel de structuur bestaat, draait ze nog te vaak op een handvol gepassioneerden – die het zelf soms moeilijk volhouden.



GONESTOR: redder in nood of pleister op een houten been?

In de Belgische hockeywereld is de GONESTOR-app intussen welbekend. Deze tool brengt clubs die dringend een scheids zoeken in contact met beschikbare officials. In theorie een handige oplossing om last-minute invallers te vinden.


In de praktijk wordt GONESTOR echter vaak gezien als een noodoplossing: een soort “last minute lifesaver” die op zaterdagavond of zondagochtend in allerijl wordt ingeschakeld. De redder van de dag, voor 20, 30 of soms 40 euro – afhankelijk van de wanhoop van de club en de flexibiliteit van de fluiter.


Dat GONESTOR zo vaak wordt ingeschakeld, zegt veel over het gebrek aan intrinsieke motivatie om te fluiten in de lagere reeksen. Vaak gaat het om arbiters zonder degelijke opleiding, die zelden begeleid worden. Voor velen is arbitrage op zondag gewoon géén prioriteit. En zolang de rol onvoldoende gewaardeerd wordt, blijft de animo laag.


GONESTOR pakt het probleem niet aan bij de wortel, maar biedt wel een praktische lapmiddel. Geen mirakeloplossing, maar een handige noodgreep. Voor sommige teams is het op z’n minst een tijdelijke redding… tot volgende week… wanneer het weer van vooraf aan begint.

Conclusie: een ijverige leerling… maar soms ook de enige in de klas


Ja, België mag trots zijn op zijn arbitragestructuur. Er wordt geïnvesteerd, geëxperimenteerd, begeleid. Onze scheidsrechters zijn gerespecteerd op het hoogste niveau, en er liggen degelijke fundamenten.


Maar de status van “voorbeeldige leerling” berust op een fragiel evenwicht.

Een structuur – hoe goed uitgedacht ook – functioneert alleen als ook de spelers mee aan het bord zitten. De federatie doet haar deel, maar de rest van het parcours ligt bij de clubs, de coaches, de ouders… bij ieder van ons. Arbitrage mag geen straf of verplicht nummertje zijn, maar een gedeelde verantwoordelijkheid.


En als niemand zich aangesproken voelt, mogen we straks niet verbaasd zijn als er op zondagochtend niemand komt opdagen om je match te fluiten.


Het is belangrijk om te blijven investeren in begeleiding, opleiding en erkenning. Arbitrage moet een echte weg worden binnen het Belgische hockey — geen verplicht passage. Want als we willen dat onze sport groeit, moeten we zorgen dat de scheidsrechter niet langs de zijlijn blijft staan.

Ook hij of zij hoort bij het spel. En vaak: in het midden van de actie.

Comments


bottom of page