top of page

Cédric De Greve, aka Passette

Foto van schrijver: FredFred

 Afgestudeerde keeper, papa, dierenarts en Olympiër

Hoe is het jou gelukt om je studies te combineren met topsport? Je hebt op hoog niveau in de DH gespeeld, vertel eens daar wat meer over.

Van 1996 tot 2010 speelde ik in het eerste team bij Watt. In die tijd was het nog gemakkelijker om een training over te slaan. Soms miste ik een training omdat ik les had aan de universiteit.


Waar heb je gestudeerd? 

Mijn eerste drie kandidaturen deed ik aan Erasmus, aan de ULB. Dat was met de geneeskundefaculteit. Eerst zat ik bij de geneeskundestudenten, en daarna deed ik drie doctoraten in Luik. Ik pendelde elke dag op en neer naar Luik, want ik had bijna dagelijks training, ofwel met de nationale ploeg of met de club. Ik moest 's ochtends verplicht les volgen in Luik, meestal van 8u30 tot 12u. In de namiddag kwam ik terug voor krachttraining of teamtraining. Gelukkig was benzine toen nog niet zo duur als nu, maar ik heb wel een auto kapotgereden in vier jaar tijd. Ik heb 200.000 km afgelegd in die vier jaar van mijn studie.


Hoe kreeg je dat allemaal geregeld?

Je moet wel een superstrakke planning hebben gehad. Ja, mijn planning was zeer strak. Er waren periodes waarin ik veel hockeyde en bijna niet studeerde, en andere periodes waarin ik me volledig op mijn studies focuste en minder trainde. Het was een kwestie van timemanagement. Op bepaalde momenten gaf ik alles voor hockey en in de blokperiodes was het volle bak studeren.


En waren er anderen in je omgeving die hetzelfde deden? 

Ja, in de nationale ploeg waren er best veel die hun studies combineerden met hockey en er toch in slaagden goede resultaten te behalen. Het was toen nog mogelijk. Tegenwoordig, met al die reizen en extra trainingen, zou ik het niet meer kunnen.


Dus dat was toen nog haalbaar?

 Ja, we trainden bijvoorbeeld op dinsdagmorgen van 8u tot 12u in Braxgata. Het stafteam zei: "Je werkt of studeert? Dat maakt niet uit. Je komt trainen." En dat deden we dan ook. Die dag miste ik de lessen en ging ik trainen.


Hoeveel uur trainde je per week?

 Het kwam neer op zo’n 10 tot 12 uur per week, inclusief fitness en clubtrainingen. En dan nog de wedstrijden en de verplaatsingen erbij.


Hoe ben je bij de nationale ploeg terechtgekomen? 

Mijn eerste toernooi speelde ik in 2000. Ik zat van 2000 tot 2008 bij de nationale ploeg, en ik begon bij de jeugd in de U16. Ik werkte me door de categorieën heen. Het was toen gemakkelijker, er was minder concurrentie. Maar toen Pascal Kina erbij kwam, zei hij: "Oké mannen, vanaf nu trainen we serieus." Wij waren een hechte vriendengroep, maar we moesten harder werken om echt iets te bereiken.

Denk je dat jij deel uitmaakte van de eerste generatie die echt serieus begon te trainen? Daarvoor waren we vooral een groep vrienden. Maar toch behaalden we resultaten, er was talent. Alleen ontbrak er wat aan de werkethiek.

Onze generatie begon echt serieus te trainen, maar zonder die teamsfeer te verliezen. We waren echt een hechte vriendengroep, de hele generatie van Peking 2008. Zelfs nu nog weten we heel goed wat we samen hebben opgebouwd.


Hoe lang duurde die voorbereiding?

Ik zou zeggen dat het begon na de mislukte kwalificatie in Madrid. We speelden het kwalificatietoernooi voor de Olympische Spelen van 2004, en we misten de kwalificatie in de laatste seconden. Zuid-Afrika maakte gelijk, en zij gingen naar Athene in onze plaats. Ik geloof dat we 15 seconden voor het einde de gelijkmaker incasseerden. En we misten ook nog een strafbal. Na die teleurstelling stopten een paar spelers, en er kwamen nieuwe, jonge krachten bij. Toen beseften we, oké, nu gaan we er echt voor. We voelden dat we heel dicht bij iets groots waren gekomen. Vanaf dat moment gingen we echt hard aan de slag. Iedereen zat op dezelfde golflengte. Ik ging met plezier om 8 uur 's morgens naar Brax om te trainen met mijn vrienden. Het was zwaar, maar we beleefden er enorm veel plezier aan.


Denk je dat het nu nog steeds zo is?

Nee, dat kan haast niet. Om een goed team te vormen, heb je een sterke teamgeest nodig. Maar bij ons was het echt... we waren allemaal vrienden. Als ik iemand van toen tegenkom, weten we nog steeds wat we voor elkaar hebben gedaan. Verloor je de bal, dan vocht ik twee keer zo hard om hem terug te winnen. Ik denk dat ze dat nu ook doen, anders zouden ze niet op het niveau zijn waar ze nu staan. Ze hebben ook een teamgeest, maar ik ben er zeker van dat het anders is. Het moet wel anders zijn.


Denk je dat die vriendschappelijke kant er niet meer is?

Omdat ze elkaar ook al lang kennen.

Ja, absoluut. Vanaf de jeugdacademies al. Maar nu is er veel meer concurrentie. Er wordt ook meer geïnvesteerd. Ik weet het niet precies... Ik zit er niet meer in, ik zie het niet meer van binnenuit. Met al die successen, de gouden olympische medailles en zo, hebben ze duidelijk ook iets moois opgebouwd. Maar het is niet meer hetzelfde als wat wij deden. Het is prestigieuzer, want ze werken nog harder. Ze verdienen het nog meer. Het is een ander niveau. Wij deden het echt als vrienden.


Ontwikkelt er zich nu niet iets meer individueels, dat er vroeger minder was?

Ja, je ziet dat nu in alle categorieën. Veel ouders zien hun zoon of dochter als de toekomstige Red Lion of Red Panther. Maar er is nu zo’n brede basis dat er in elke ploeg of club misschien maar één iemand is die het echt gaat maken. Het is erg individualistisch geworden. Het draait vaak om “mijn zoon eerst, mijn zoon de beste.”


Wat vind je daarvan voor het huidige hockey?

Ik denk dat ze geweldig zouden zijn in individuele sporten, maar in teamsport moet je juist zorgen dat anderen ook beter gaan spelen. Ik heb mijn kinderen altijd gezegd: "Om het niveau van een team te verhogen, moet je het niveau van de minder goede spelers optrekken." Als je hen beter maakt, zal het team beter presteren.


Begrijpen ze dat?

Sommigen beginnen dat te begrijpen. Ze geven nu soms positieve opmerkingen aan de minder goede spelers: "Goed gedaan, mooie pass," in plaats van te roepen: "Wat heb je nu weer gedaan?" en hun teamgenoot de grond in te boren.

Helaas zie je dat slechte gedrag steeds vaker.


Vind je dat de clubs hier ook een rol in spelen?

Ja, sommige clubs dragen bij aan dat individualisme, terwijl de resultaten uiteindelijk toch door het team worden behaald. Als je te veel individualisten hebt, haal je niet het gewenste niveau en heb je geen resultaten. Maar de club wil kampioen worden.


En wat vind je van de clubgeest, de teamspirit?

Die lijkt steeds meer te verdwijnen. Spelers wisselen gemakkelijk van club, op elke leeftijd. Dat was vroeger niet zo. Je speelde je hele carrière bij dezelfde club, samen met je vrienden. De teamspirit is nu ook moeilijker te ontwikkelen en te verbeteren. Je hebt allemaal goede, maar individualistische spelers, en dat maakt het lastig om een goed team te bouwen.

Wat mij vooral indrukwekkend maakt aan het nationale team, is dat je alleen maar goede spelers hebt, en ze slagen er toch in om als team te presteren. Je kunt geen olympisch of wereldkampioen worden zonder een goede teamgeest. Dat is onmogelijk. Het is heel indrukwekkend.


Laat me even terugkomen op je studies. Je zei dat het al van jongs af aan een roeping was. Was het ook iets dat je ouders je hadden bijgebracht, van "je moet studeren"?

Ja, dat was enorm belangrijk. Mijn moeder heeft me altijd goed gesteund in mijn studies, en dat is iets wat ik ook aan mijn kinderen wil meegeven. Studeren gaat voor op hockey. Zelfs als ze op hoog niveau spelen in hun categorie, moeten ze goede punten halen. Zo niet, dan stoppen we ermee. Het blijft de prioriteit.


Dus op een bepaald moment weten ze dat er grenzen zijn.

Als de punten niet goed zijn, volgt het hockey niet. Dat is duidelijk vanaf het begin. Voorlopig lukt het hen nog.

Maar stel dat ze bij begold geselecteerd worden?

Dan is het een opoffering. Ze hebben het allebei gedaan, begold, met toernooien en trainingen. De trainingen zijn in Wilrijk, dus dat zijn heel wat ritten. Ook voor hen is dat tijd waarin ze niet kunnen studeren. Opnieuw draait het om tijdsmanagement, zowel voor hen als voor de ouders.


Wat betekent dat voor de toekomst? Dat er een generatie hockeyers zal komen die geen studies meer doet?

Het zal niet meer zoals vroeger de meerderheid van het team zijn. Het is logisch. Met zoveel uren training en reizen ben je constant weg, en het wordt moeilijk om bepaalde studies nog te volgen.


En de Olympische Spelen, wat betekenen die voor jou?

Dat staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. Het was uitzonderlijk. Het magische moment was de openingsceremonie. Alle landen waren verzameld. Onder de tribune door het stadion inlopen en een rondje op de piste maken, dat was gewoon ongelooflijk. Voor ons liep Jamaica. Het was echt magisch, het resultaat van vier jaar hard werken.

We hadden er enorm veel voor getraind. Vooral in de laatste drie maanden waren we fulltime bezig. Ik was net mijn dierenartsenpraktijk gestart in 2007 en we hadden een huis gekocht. Die laatste drie maanden heb ik niet meer gewerkt, omdat ik mijn plaats bijna verloor. Ik werkte 's ochtends voor ik vertrok, trainde de hele dag en werkte 's avonds als ik terugkwam, terwijl de anderen rustten. De laatste drie maanden stopte ik volledig met werken. Ik wilde té graag naar de Spelen en dat kon ik niet laten schieten.


Had je iets magisch verwacht?

Ja, het was echt een droom. Het was het droomtoernooi waar je een maand lang leeft met alle andere atleten in het olympisch dorp. Daarom trainden we zo hard, en we waren zo blij dat we ons in Manchester hadden gekwalificeerd. Vanaf dat moment begon de droom.


Wanneer was die kwalificatie in Manchester, hoe lang voor de Spelen? Manchester was in 2007, een klein jaar voor de Spelen. Het was een beetje onverwacht. We waren derde geworden op het EK, door Duitsland te verslaan, dat toen toch dé referentie was. Zij moesten daardoor naar een kwalificatietoernooi.




Zoals je zei, die optocht van alle delegaties op de piste, dat is echt een magisch moment, niet?

Oh, absoluut. Je paradeert, je loopt rond de piste, met het grasveld in het midden. Zodra je het rondje hebt gedaan, stap je het veld op. We liepen van de ene delegatie naar de andere. Alle sterren van de sportwereld waren daar, en wij. Het was magisch. We amuseerden ons. Je voelde dat je deel uitmaakte van iets bijzonders, van de geschiedenis. Het is iets unieks in de sportwereld. Het was prachtig.


Wat is het verschil met een wereldkampioenschap?

Het is een andere dimensie. Het WK draait alleen om hockey. De Olympische Spelen verenigen alle sporten op wereldniveau. Het is echt iets unieks, niet te vergelijken met een EK of WK.


Jullie hadden een doel?

We wilden in de top 8 eindigen. Dat noemen ze het olympisch diploma. We hebben dat doel net niet gehaald. We eindigden 9e. Het was een samenloop van omstandigheden, niet het verwachte resultaat.


Hoeveel teams deden er mee?

Er waren toen 12 teams. We misten de plekken 5 tot 8 in onze poule door een paar grote fouten. Het was enorm. We speelden tegen Zuid-Korea. Er was nog geen videoref, maar wel veel camera’s en een enorm scherm in het stadion dat alle herhalingen toonde. De scheidsrechter kon zijn beslissing niet veranderen. Iedereen zag het. We kregen een doelpunt tegen dat niet geldig was. Je ziet de herhaling 18 keer op het scherm. Het hele publiek ziet het, de scheidsrechter ook. Maar hij kon niets doen. We incasseerden dus een ongeldige goal en scoorden later zelf een geldig doelpunt, dat werd afgekeurd.


Wat voor goal was het dat jullie tegenkregen?

Het was een tip-in. Onze verdediger raakte de bal, niet de aanvaller. Maar de scheidsrechter floot. De toernooidirecteur heeft zich in de kleedkamer nog verontschuldigd. We waren er kapot van. Door dat ene match speelden we niet voor de plekken 5 tot 8. Ons doel was gemist.


Heeft dat invloed gehad op de sfeer?

Nee, nee, voor iedereen die dat heeft meegemaakt, was het toch een magische ervaring. Het waren de eerste Olympische Spelen voor het hockey in 32 jaar, dus dat was echt iets bijzonders. Nu hebben ze dat al een paar keer gedaan, en het is geweldig om te zien dat al die generaties kunnen meemaken wat wij hebben meegemaakt. Ze moeten er hard voor vechten en het nog meer verdienen om zover te komen. Maar voor hen is het echt het hoogtepunt. Daarna zie je vaak veranderingen en vernieuwingen, veel vaste waarden stoppen dan.


Dat zal nu waarschijnlijk ook gebeuren.

Misschien wel, ja. Maar je hebt ook nog het WK. Er is een WK in België en Nederland, en dan denk je: een WK thuis meemaken, dat is een geweldige uitdaging. En sowieso komen er altijd goede jonge spelers bij, die maar op één ding wachten: hun kans. Als je kijkt naar de prestaties van de U21-, U18- en U16-teams, zowel bij de jongens als de meisjes, dan zie je dat de toekomst verzekerd is.


Is de toekomst dus verzekerd?

Ja, absoluut. We staan aan de top van het wereldhockey voor nog vele jaren.


Denk je dat echt? J

a, ja. Kijk maar naar de prestaties van de U14-teams in bepaalde clubs. Je hebt nu al echt goede spelers. Of als je kijkt naar de districtsteams of begold, dan zie je al heel sterke jongeren. We gaan nog tientallen jaren aan de top blijven.


Zo sterk?

Ja. Ik denk dat we de Olympische Spelen en de Europese kampioenschappen nog vaak gaan winnen in de komende jaren. We zijn echt heel sterk geworden.


Komt dat niet vooral door deze generatie?

Nee, nee, het is niet alleen deze generatie. Er is nu een heel brede basis. We hebben goede spelers en ook veel talent.

Maar talent alleen is niet genoeg. Bij de selecties voor district of begold zie je soms talentvolle spelers, maar die niet in teamverband spelen, of die zich slecht gedragen.

Slecht gedrag op het veld of zelfs daarbuiten. Bij de bond kijken ze naar je gedrag buiten het veld als ze selecteren. Ze letten op hoe je met anderen omgaat. Ze bekijken alles. Er spelen veel factoren mee.


Dus dat bestaat nog steeds, maar meer op nationaal niveau?

Ja, in district en begold, minder in de club. Toen ik klein was, moest je je goed gedragen op het veld, maar ook daarbuiten. Het was een andere tijd, als je naar buiten ging, vertegenwoordigde je de club. Maar nu, als je uitleg krijgt over de selecties, zeggen ze: "Let op je gedrag. We kijken naar alles, op en buiten het veld." De clubs zouden daar een voorbeeld aan kunnen nemen.


Hoe zou je de positie van keeper omschrijven?

Omdat het zo’n iconische en enorm moeilijke positie is.

Ja, het is de beste positie, keeper zijn.


Is het de beste positie?

Ja, natuurlijk! Ik vind het de beste plek. Het is duidelijk dat je veel verantwoordelijkheid hebt, maar ik heb er altijd van gehouden. Vanuit het doel zie je het spel het beste. Maar het is ook de enige positie waar je geen fouten mag maken. In het veld kan er altijd iemand zijn die een fout corrigeert, maar als keeper heb je die luxe niet.


Hoe ga je om met frustratie, anders dan anderen?

Ja, zeker. Je moet kunnen zeggen: "Oké, stop, ik heb een fout gemaakt." Ik had daar mijn trucje voor. Ik had altijd een drinkfles achter me. Ik zette mijn helm af, nam een slok, en schakelde zo om. Ik dacht: "Oké, hop, volgende." Ik probeerde niet te blijven nadenken, gewoon weer doorgaan. Als een aanvaller een schot mist dat eindigt in de parking, lach je erom. Maar als een keeper een doelpunt incasseert, dan is het lachen snel voorbij.


Heb je nooit bang gehad?

Nee, nooit. Pijn, ja, maar bang, echt niet. Een keeper die bang is, kan niet goed spelen. Als je bang bent, sta je achterover op je hielen, en dan raak je geblesseerd.


Want er komen soms wel raketten op je af?

Ja, en nu nog meer dan vroeger, dat is duidelijk. Het zijn echte projectielen, maar je moet ze toch opvangen. De uitrusting is ook steeds beter geworden. En de sticks natuurlijk. De spelers zijn veel atletischer, dus ze slaan veel harder dan vroeger.


Heb je nooit de reflex gehad om je om te draaien?

Nee, dat is een slechte reflex. Vooral niet doen. Als je je omdraait, kan je echt pijn krijgen. Van voren doet het soms wat pijn, maar als je je omdraait en de bal raakt je... Nee, dat is een reflex die je niet moet hebben. Je moet een beetje gek zijn, maar je ziet de bal aankomen en je gaat er recht op af.


Je moet dus wel een beetje gek zijn om in het doel te staan en zo beschoten te worden.

Ja, zeker. Dat is volgens mij bij het voetbal ook zo.


Maar als de bal op je afkomt met 120 km/u,

dan ben jij de enige die dat recht aankijkt.


Je moet er gewoon op afgaan. Jij moet degene zijn die de bal pijn doet.


Is dat wat je denkt?

Ja, je moet erin gaan. Als je hem passief opvangt, dan doe je jezelf pijn. Maar als je erin duikt, dan doet het geen pijn. Jij moet de bal pijn doen. Dat is simpel. Die kan je opschrijven, die wijsheid. Het is altijd naar voren!

댓글


bottom of page