top of page

De pijn van de woorden…

  • Foto van schrijver: gauthier
    gauthier
  • 6 apr
  • 4 minuten om te lezen

De Belgische hockeybond (KBHB) blijft inzetten op fairplay. Opleidingen, seminaries, brainstorms, video-opnames, oproepen voor figuranten… alles wordt uit de kast gehaald. Want op de velden, zeker bij de jeugd — en soms ook bij de minder jeugdigen — stijgt de spanning. En de dreiging van een kaart lijkt steeds minder afschrikwekkend. Maar wat als een deel van het probleem dieper zit, in onze communicatie? In onze taal? Wat als het geen onwil is… maar een kwestie van onbegrip?


ree

Zaterdagmorgen. Club. 45 minuten voor de wedstrijd. Routine.

Thuiswedstrijd vandaag, dus recht naar de kleedkamer voor de coachbriefing. Ze zijn nog klein, dat klopt. Maar rituelen bouw je vroeg op — bij U11, U12, soms zelfs U10. Posities herhalen, spelinstructies herbekijken, en dan de gebruikelijke motivatiespeech. De woorden knallen, luid en vol vuur: “Laat je niet doen! Vecht! Geef niet op! Aanvallen! Met vuur! Met bijt! We moeten winnen vandaag!”


Maar… “vechten”? “aanvallen”? “met bijt”? Hoe klinken die woorden in de hoofden van kinderen die amper uit de Tchoupi- of Paw Patrol-fase zijn? Wat betekenen zulke termen voor een kind met een stick in z’n linkerhand, kousen tot aan z’n knieën en een helm die een maat te groot is?


Een papa-coach deelt zijn ervaring, na zes jaar coachen van U6 tot U12:

“Je merkt het heel snel op het veld: wat voor ons logische termen zijn, zeggen hen helemaal niets. Zodra je van het miniveldje af bent en op een kwart veld speelt, betekent ‘hou je man’, of ‘breed spelen’ letterlijk niks voor hen. In het begin blijf je die woorden herhalen, want wij zijn ermee opgegroeid… maar we vergeten dat het voor hen de eerste keer is. En ze zijn enthousiast, dus geen enkel kind gaat zeggen: ‘Wacht even, ik begrijp je niet.’ Nee hoor. Ze knikken ja, en stormen het veld op, kop eerst.”


Een andere vader vertelt wat hij hoorde van de coaches over zijn zoontje:

“Zijn spelinzicht, techniek, inzet, teamspirit… allemaal top. Maar hij is ‘te lief’, niet agressief genoeg. Hij moet z’n spel harder maken. Oké, ik snap ongeveer wat ze bedoelen… maar wat moet ik dan zeggen tegen mijn kind? Dat hij minder lief moet zijn? Dat hij agressiever moet spelen? Wat betekent dat concreet? Wat moet hij doen? En vooral: hoe ziet hij dat voor zich? Gaat hij iemand een duw geven? Een elleboog? Een uitval? Omdat hem verteld werd dat hij ‘meer moet vechten’?”


De woorden die we gebruiken met kinderen hebben een diepgaand effect op hun emotionele en gedragsmatige ontwikkeling. Tal van studies in de kinderpsychologie tonen aan dat een negatieve of agressieve woordenschat het zelfbeeld van een kind kan schaden, en gewelddadig of onaangepast gedrag in de hand kan werken — zelfs op lange termijn.


Volgens een studie van Statistique Canada (2004) leiden harde verbale opvoedingsstijlen tot een significante toename van agressie bij kinderen.Omgekeerd bevordert een warme en respectvolle communicatie de emotionele veiligheid en helpt die om gevoelens beter te reguleren.


Tussen concreet en abstract

Kinderen rond 10 jaar bevinden zich net in de overgang tussen concreet en abstract denken. Zinnen als “je moet vechten jongen, speel agressiever” worden niet altijd figuurlijk begrepen. Volgens L’Année Psychologique ontwikkelen kinderen pas na hun tiende echt het vermogen om metaforen in al hun vormen te begrijpen. Met andere woorden: wat wij zeggen met een knipoog, nemen zij soms letterlijk.


Dus ja, woorden als “vechten”, “knallen”, “beuken” kunnen impact hebben — zonder dat het kind het volledige concept snapt. En dat beïnvloedt hun gedrag, op het veld én daarbuiten.


De impact van communicatie gaat verder dan wat we zeggen. Volgens het werk van Albert Mehrabian wordt in emotionele communicatie slechts 7% van de boodschap bepaald door de woorden zelf. De rest? 38% door de intonatie en 55% door lichaamstaal.


Kinderen zijn extreem gevoelig voor deze signalen. Ze merken het meteen wanneer wat je zegt, niet overeenkomt met hoe je het zegt. Zeg je “alles oké” met een harde stem, gefronste wenkbrauwen en een afgewend gezicht, dan voelen ze dat aan als een alarm. Die tegenstrijdigheid veroorzaakt stress, verwarring of agressief gedrag. Of een kopieergedrag dat ze meenemen op het veld.


Een rondje rond het veld zegt genoeg

Wie wel eens langs de zijlijn staat bij een jeugdwedstrijd, hoeft maar even rond te kijken. Lichaamstaal is er allesbehalve neutraal:Voorovergebogen torso’s, armen in de lucht, gebalde vuisten, strakke blikken, gespannen kaaklijnen, getimmer op reclameborden, driftige handgebaren, gebrul naar tegenstanders (of erger: naar de scheids). Allemaal signalen van dominantie, frustratie, of zelfs agressie. Het lichaam schreeuwt “aanval!”

Voor een kind zijn zulke houdingen ofwel intimiderend, ofwel... inspirerend. Ook zonder woorden snappen ze de boodschap: “vol ervoor gaan” betekent blijkbaar roepen, jezelf opblazen, bang maken. Geen wonder dat sommigen die houding overnemen en denken dat dát de manier is om te laten zien dat je écht wil winnen.


Taal vormt mentaliteit. In het hockey — en in andere sporten — kunnen termen als “vechten”, “agressief zijn”, of “gas geven” weliswaar bedoeld zijn om inzet en intensiteit aan te moedigen, maar ze dragen ook een onderliggende cultuur van confrontatie in zich. Een cultuur die uiteindelijk het individuele én collectieve gedrag kleurt.


Het herdenken van ons sportief taalgebruik — een nieuw soort “veldtaal” creëren — zou weleens een eerste stap kunnen zijn richting een positiever en meer evenwichtig spelklimaat. En dat is geen kwestie van soft zijn, maar van slim zijn.


Woorden hebben macht. Gebruik ze met zorg.

De woorden die we tegen jonge spelers gebruiken, blijven hangen. Ze vormen een beeld van wat “sporten” betekent. En wanneer dat beeld te veel draait rond conflict, strijd of vijandigheid, dan verliezen we de essentie: samenwerken, groeien, plezier maken.

We hebben nood aan een nieuw discours. Eentje dat niet afzwakt, maar verduidelijkt. Eentje dat inspireert, zonder te intimideren. Want een woord is nooit zomaar een woord. Het is een signaal, een zaadje, een spiegel.


En op het hockeyveld? Is de stick niet het enige wat je moet leren hanteren. Ook de taal — en het lichaam dat ermee spreekt — vraagt training, zorg en respect.

Opmerkingen


bottom of page