De Olympische Spelen zijn voorbij, en naast dat onbevredigende gevoel bij de Red Lions, wat kunnen we hieruit meenemen als toeschouwers? Welke ploegen of spelers zijn ons bijgebleven? Welke spelmomenten deden ons hart sneller slaan? Welke sterren schitterden tussen de sterren?
Een stijgend niveau, maar niet echt spectaculair hockey!

We hadden als Belgische hockeyfans wel wat om naar uit te kijken met onze twee ploegen die zich hadden geplaatst voor Parijs 2024. De televisie-uitzendingen volgden elkaar in snel tempo op, met één tot twee wedstrijden per dag tussen 27 juli en 3 augustus. Met vijf groepswedstrijden per ploeg, een kwartfinale voor de Red Lions, een kwartfinale en halve finale voor de Panthers, kregen de fans maar liefst dertien wedstrijden te zien. En de die-hards konden zelfs nog zappen naar Nederlandse, Duitse of Franse zenders om nog meer hockey te zien.
Maar ondanks de spanning van het supporteren voor onze roofdieren, moeten we bij de redactie toegeven dat de wedstrijden niet echt leuk waren om naar te kijken. Een heel gesloten spel, veel balbezit zonder echte acties die tot iets leiden. Weinig tot geen individuele hoogstandjes of technische stunts die ons eraan herinnerden: "Hey, dit zijn wel de Olympische Spelen!" Om eerlijk te zijn, het was soms best saai, behalve als België aan het spelen
Ook geen vallende sterren
We hadden verwacht dominante leeuwen te zien, explosieve Nederlanders en vernietigende Duitsers, maar niets van dat alles. Vaak zat het publiek minutenlang te kijken naar laterale bewegingen, terugspelen of het afdwingen van een strafcorner.
Geen enkele speler heeft echt zijn stempel gedrukt op deze Olympische Spelen, behalve dan die ene onsportieve Nederlander en zijn reactie met de Duitse keeper. In tegenstelling tot het EK voetbal, waar de jonge Spaanse sensatie Lamine Yamal doorbrak en de show stal met een prachtig doelpunt tegen Frankrijk, kunnen we hier geen enkele naam noemen die echt indruk heeft gemaakt. Waar de Olympische Spelen van 2016 werden gekenmerkt door de strafcorners van de Argentijn Gonzalo Peillat, het WK van 2018 door de verdediging van onze eigen Arthur Van Dooren, en Tokio 2021 door de 14 doelpunten van Alexander Hendrickx, heeft Parijs geen enkele speler of land echt in de spotlights gezet. Nochtans waren alle grote landen aanwezig: Nederland, België, Duitsland, Australië, Argentinië, India, Groot-Brittannië. Maar geen van hen stak er echt met kop en schouders bovenuit.

De regels herzien?
Was het algemene spelniveau zo hoog en gelijkwaardig tussen de topteams? Kunnen we zeggen dat deze competitie draaide om sterke teamcohesie en een gelijkmatige bijdrage van meerdere spelers? Als dat de conclusie is, moeten we dan de regels aanpassen om het voor toeschouwers aantrekkelijker te maken?
Misschien het aantal spelers per ploeg verhogen, boven de huidige limiet van 16, zodat er meer "jokers" op de bank kunnen zitten? Moeten we de regels voor het luchthockey versoepelen om spelers de kans te geven hun technische vaardigheden te laten zien? Of moeten we, zoals in het voetbal, meer fysiek contact toelaten en zo het spel agressiever maken?
Kortom, zou het kunnen dat hockey nu een plafond heeft bereikt en dat het meer rekening moet houden met het aspect van "gefilmde show"? In de jaren '60 veranderde men in het voetbal de kleur van de leren bal naar wit om de zichtbaarheid op tv te verbeteren.
Misschien moet ook het hockey nadenken over hoe het aantrekkelijker kan worden voor toeschouwers en het spektakel vergroten? Als toeschouwers zeggen wij alvast volmondig ja, nu is het aan de bonden om in actie te komen!
Comments