Van volledige inzet naar persoonlijk gewin – de wereld van de hockeyclubs in België ondergaat een soms zorgwekkende transformatie. Vrijwilligers verdwijnen, en het collectieve verdwijnt langzaam naar de achtergrond. Deze omslag zou weleens een hoge tol kunnen eisen van de ziel van onze sport.
In bepaalde Belgische hockeyclubs is er een gedragsverandering merkbaar die, indien ze zich structureel vestigt, diepgaande gevolgen zou kunnen hebben. Waar leden vroeger zonder terughoudendheid hun tijd staken in het onderhouden van de faciliteiten, bardienst deden of jongere spelers begeleidden, lijkt er nu een steeds sterker gevoel te leven dat men “recht heeft op” diensten in ruil voor de lidgelden. De binding met de club en de inzet maken plaats voor een transactionele benadering waarin de lidgelden worden gezien als een betaalmiddel voor diensten in plaats van een uiting van betrokkenheid bij het collectief.
Deze verandering, hoewel subtiel, vormt een bedreiging voor zowel de clubs als de ziel van de hockeysport. Onze sport drijft grotendeels op de passie van vrijwilligers en de inzet van leden. In de meeste clubs zou het kaartenhuis zonder deze elementen in elkaar storten. Denk maar aan de duizenden vrijwilligers die elk weekend optreden als teammanagers of scheidsrechters. Zonder hun inzet en energie, puur voor het plezier van de leden, zouden de weekenden al snel in chaos verzanden en zou niets nog mogelijk zijn.
Yuval Noah Harari benadrukt in zijn boek Sapiens dat in groepen van meer dan 150 personen de groepsgeest vanzelf afneemt en intuïtieve banden verzwakken. Om deze verzwakking tegen te gaan, moeten gemeenschappen gedeelde waarden, overtuigingen en regels ontwikkelen. Hockeyclubs en amateurclubs in het algemeen zijn er historisch in geslaagd een “mythologie” te bouwen rond waarden als elkaar helpen, opoffering voor het team en respect voor de oudgedienden. Maar nu, met de snelle groei van het ledenaantal en de toename van eisen rond directe diensten, verliezen deze waarden aan glans. De betekenis van een “three cheers” is vervaagd, en niemand vraagt zich nog af waar de club zijn naam vandaan heeft.
Sociologisch onderzoek bevestigt de opkomst van individualisme. Jean Twenge, sociaal psycholoog aan de Universiteit van San Diego, toont in Generation Me een neiging aan om persoonlijke prestaties te verkiezen boven collectieve betrokkenheid. Dit uit zich in een zoektocht naar autonomie en een sterkere nadruk op individuele rechten, vaak ten koste van de plichten jegens een groep. Dit fenomeen, alomtegenwoordig in de VS, waait nu ook over naar België. In de hockeywereld vertaalt dit zich in een “klantgerichte” visie: met het betaalde lidgeld menen sommige leden recht te hebben op onmiddellijke diensten zonder een wederdienst, of een actieve bijdrage aan het goed functioneren van de club.
Voor de clubs levert deze klantgerichte houding grote uitdagingen op. Vrijwilligers, ooit de spil van de club, worden steeds zeldzamer, zelfs in de tribunes tijdens wedstrijden van het eerste team. Ouders en volwassen leden aarzelen om tijd vrij te maken, en beperken hun betrokkenheid of stellen voorwaarden.
Paradoxaal genoeg vindt dit individualisme plaats in een tijd waarin veel jongeren zich sterk engageren voor sociale of ecologische doelen, en er een hernieuwde interesse is voor het collectief. Jonathan Haidt noteert bijvoorbeeld in The Righteous Mind dat wereldwijde kwesties zoals de klimaatcrisis en sociale rechtvaardigheid onder jongeren een nieuwe waardering opwekken voor solidariteit, collectiviteit en persoonlijke opoffering. Jongeren willen graag deelnemen aan wereldwijde bewegingen, soms met een zekere afstand tot lokale belangen. Dit contrast illustreert een van de paradoxen van onze tijd: waarden van solidariteit blijven bestaan, maar verplaatsen zich naar andere domeinen dan lokale structuren zoals clubs.
Andere onderzoekers, zoals Robert Putnam in Bowling Alone, verklaren de leegloop van clubs door de opkomst van virtuele interacties en de toenemende nadruk op persoonlijke voldoening. In België vertaalt zich dit in een daling van vrijwillige betrokkenheid en een groeiende focus op de persoonlijke ervaring. Dit komt in clubs vaak tot uiting in eisen voor onberispelijke voorzieningen en diensten, zonder dat er een evenredige inzet in tijd of moeite van de leden tegenover staat. Hockeyclubs, die altijd hebben gedraaid op de goodwill van hun leden, hebben moeite om aan deze nieuwe verwachtingen te voldoen, en kampen met een tekort aan vrijwilligers. Een verhoging van het lidgeld is slechts een tijdelijke oplossing en lost de kern van het probleem niet op.
Toch moet worden opgemerkt dat het individualisme het engagement niet volledig heeft weggevaagd. In een wereld in crisis, met wereldwijde uitdagingen, zien sommige sociologen een heropleving van gemeenschapswaarden. Zo bleek dat tijdens de COVID-19-pandemie in veel Europese steden de solidariteitsgeest herleefde. In tijden van crisis wordt de behoefte aan lidmaatschap van een ondersteunende groep sterker, en mensen wenden zich weer tot hulpacties en vrijwilligerswerk. Dit solidariteitsgevoel manifesteert zich vaak lokaal, maar minder binnen sportstructuren, die moeite hebben om deze energie aan te boren.
Deze tweedeling – enerzijds een toename van individualistische sportbeoefening en anderzijds een heropleving van collectieve waarden rond mondiale doelen – dwingt clubs na te denken over hun werkingsmodel. Hoe kunnen ze vrijwilligers aantrekken in een samenleving waar collectieve inzet afneemt? Er bestaan initiatieven, zoals clubs die voordelen bieden voor vrijwillige leden (kortingen op lidgelden, toegang tot bepaalde diensten). Het is echter essentieel om de waarden van clubverbondenheid nieuw leven in te blazen en te herinneren aan het feit dat zonder dit engagement clubs simpelweg niet zouden kunnen bestaan.
De woorden van John F. Kennedy klinken hier bijzonder toepasselijk: “Vraag niet wat je club voor jou kan doen, maar wat jij voor je club kan doen.” De toekomst van hockey in België hangt vandaag af van het vermogen van clubs om verbinding te creëren en hun leden opnieuw om te vormen tot actieve deelnemers. Het gaat verder dan het lidgeld; het gaat om het herstel van een cultuur van betrokkenheid, zodat hockey een levensschool blijft waar het collectieve het individuele overstijgt. Want uiteindelijk is het juist die collectieve dynamiek die nieuwe generaties de kans geeft om te groeien in een omgeving vol waarden en authentieke banden.
Het toenemende individualisme en de klantgerichte houding vormen een bedreiging voor de toekomst van de hockeyclubs in België. Zonder betrokken vrijwilligers dreigt het hele clubmodel in te storten, wat de toekomst van vele structuren in gevaar zou brengen. Voor Belgische clubs is het meer dan tijd om hun leden eraan te herinneren dat sport niet enkel een dienst is, maar ook een engagement. Het is nu prioriteit om een sterke verbinding te creëren rond gedeelde waarden, om de stichtingsmythen van de clubs te herwaarderen en voorbij te gaan aan het loutere lidgeld. Zo kan hockey blijven bijdragen aan een collectieve geest en een nieuwe generatie gepassioneerden vormen, niet als “klanten”, maar als actieve, betrokken leden van hun club.
Comments